Het mestseizoen komt op vele percelen in Nederland laat op gang. Dit heeft te maken met het regenachtige weer. Doordat de mest laat op het land komt, kan het aandeel onbenutbaar eiwit in de kuil beïnvloed worden.
Kortere benutting mest
De periode tussen het uitrijden van de mest en het maaimoment van de eerste snede wordt steeds korter naarmate de mest later op het land komt. Hierdoor is de omzettingsperiode van de mest aanzienlijk korter en zal niet alle mest optimaal worden opgenomen.
Naast stikstof, fosfor en kalium bevat mest ook schimmels en gisten. Deze worden normaliter niet meegenomen in de groei van de grasplant. Echter, het gras is nu langer en kan er meer mest bovenop groeien. De mest groeit met het gras mee en dus ook de sporen van schimmels en gisten. Deze worden dan ook mee ingekuild bij de eerste snede.
Aandeel onbenutbaar eiwit
Deze schimmel- en gistensporen hebben een negatieve invloed op de conservering. Het proces zal hierdoor trager verlopen, want hoog eiwit remt de conservering. Eiwit werkt bufferend, waardoor er meer zuur geproduceerd moet worden om de kuil stabiel te krijgen. Van deze vertraging profiteren schimmels en gisten. Daarnaast zorgt een trager verloop van de conservering ook voor meer ontwikkeling van broei in de graskuil.
Verteringsproblemen bij koeien
Met onbenutbaar, het woord zegt het al, eiwit kan de koe helemaal niets. Het is verloren eiwit dat direct met de mest de koe verlaat. Daarbij komt ook dat de koe deze onbenutbare eiwitten wel eerst moet verwerken. Dit kost haar energie. Ook werkt dit nadelig door in de kringloop.